Aangeboden door Kollenburg Antiquairs BV
Een paar terracotta-figuren kijkt ons lachend aan. Ze zijn oosters gekleed en dragen ieder een vogel. De kleding van de figuren is een Europese, geheel in de Chinoiserie-traditie passende, versie van wat men in het westen onder Chinese (Japanse, Indiase, kortom oosterse) kleding verstond. De conische hoofddeksels en de snor van de man zijn het meest opvallend. Dankzij de hoeden en de snor interpreteren we de figuren als Chinezen, ondanks hun Europese trekken. De vogels die door het paar gedragen worden, verbeelden de mythische Japanse ho-wo vogel: een kruising tussen fazant, pauw en kraanvogel. Deze Japanse vogel was vergelijkbaar met de Chinese feng of fenghwang, een embleem van de Chinese keizerin. De feng werd, als een van de twaalf ornamenten, geborduurd op de keizerlijke gewaden en symboliseerde het lichtende voorbeeld dat de keizer(in) moest geven.
Chinoiserie
In de 18e eeuw werden in Europa, porseleinen chinoiserie-figuren gemaakt. Een enkele keer vervaardigde men dit soort figuren ook van terracotta. In Duitsland staan deze figuren bekend onder de naam “Malebaren”. Het zijn chinoiserie-figuren die men noemde naar de kust van Malabar (de westkust van India tussen Cochin in het zuiden en Goa aan de Arabische Zee). Aan de kust van Malabar lagen enkele handelsposten van waaruit veel exotische waar (onder meer specerijen, textiel, lakwerk en porselein) naar Europa verscheept werd.
“Chinoiserie” is een Europese stijl. Het is een zeer fantasierijke interpretatie van wat men in Europa dácht dat China was. Bij gebrek aan goede informatie (Europeanen mochten China na 1657 niet meer in), baseerde men zich op de verhalen van Marco Polo en van mensen als “Sir John Mandeville” die verslag deed van een geheel verzonnen reis door China. De prenten die Joan Nieuhof vervaardigde van de reis die het Hollandse Gezantschap in 1655-1657 naar het Chinese keizerlijk hof maakte, waren eveneens van invloed op het beeld dat Europeanen zich van China vormden. Zo kwam men tot een geïdealiseerd en geromantiseerd beeld van een China waar de keizer een wijze man was, de ministers allemaal filosofen en waar de bovenlaag van de bevolking woonde in grote en prachtig ingerichte huizen.
De Europese “Chinacultus” bereikte in de 18e eeuw een hoogtepunt van lichtvoetigheid en frivoliteit, vooral onder invloed van de prenten en schilderijen van Watteau en Boucher. Men bouwde paviljoens in Chinese stijl, legde Chinese tuinen aan en richtte Chinese kabinetten en kamers in. Dit “Malebaren”-paar heeft deel uitgemaakt van de inrichting van zo’n Chinees kabinet en wel dat van het slot Oranienbaum, in Oranienbaum, een plaats ten oosten van Dessau in de Duitse deelstaat Sachsen Anhalt.
Oranienbaum
Oranienbaum werd tussen 1693 en 1702 gebouwd in opdracht van Henriette Catharina van Nassau (1637-1708). Haar kleinzoon Leopold III Frederik Frans van Anhalt Dessau (1740-1817) liet in twee fasen het slot en park aanpassen aan de tijd. De eerste zalen werd omgebouwd tot Chinese kamers in 1766/1767 ter gelegenheid van het huwelijk van de vorst met Louise von Brandenburg –Schwedt (1750-1811). In de grote zaal aan de tuinzijde op de eerste etage hebben de Malebaren in twee nissen gestaan.
Fürst Frans was geïnteresseerd in wetenschap en kunst en hield zich vooral bezig met de verlichting en de archeologie. Hij maakte studiereizen naar Italië, Frankrijk, Nederland, Zwitserland en vooral naar Engeland. Frans werd op 20 oktober 1758 meerderjarig verklaard en nam de regering van Anhalt-Dessau op zich.
Frans is vooral bekend door de inrichting van het landschap die onder hem tot stand kwam. Hij maakte een einde aan de regelmatige overstromingen door dijken aan te leggen, bestaande dammen te versterken en ervoor te zorgen dat de staat van de dijken goed in de gaten werd gehouden. Zijn bekendste project was het Parklandschap Dessau-Wörlitz, een van de belangrijkste landschapsparken van Europa naar Engels voorbeeld en waarvan het hoogtepunt het Wörlitzer Park is. Sinds november 2000 staat het op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Onder Leopold III Frederik Frans ontwikkelde het prinsdommetje Anhalt-Dessau zich tot een modelstaat van de Duitse Verlichting met een beduidende invloed op Duitsland en de rest van Europa. Hij werd opgevolgd door zijn kleinzoon Leopold IV Frederik.
Leopold III Frederik Frans van Anhalt Dessau was op zijn Grand Tour in Engeland onder de indruk geraakt van de Chinoiserie-stijl zoals die door William Chambers in het prentenboek Designs of Chinese Buildings, Furniture, Dresses, Machines, and Utensils uitgegeven in Londen in 1757 verspreid geraakt is. Hij bezat naast een exemplaar van dit boek ook het 6 jaar later uitgegeven Plans Elevations and Perspective Views Of The Gardens And Buildings At Kew in Surry. De tuin van Oranienbaum werd door Fürst Franz omgevormd tot Chinese watertuin in landschappelijke stijl. De oorspronkelijk barokke eilandentuin werd tussen 1793 en 1797 naar ideeën van tuinarchitect Sir William Chambers omgevormd en is de enige in Duitsland nog grotendeels intacte Engelse Engels-Chinese tuin met een vijf verdiepingen tellende pagode, een door water omringd theehuis en diverse boogbruggen.
Gehele Bouwgeschiedenis Oranienbaum
Slot Oranienbaum werd in 1693 gebouwd in opdracht van Henriette Catharina van Nassau. Zij had in 1660 van haar echtgenoot vorst Johan George II van Anhalt-Dessau het dorp Nischwitz gekregen en omgedoopt in Oranienbaum, verwijzend naar haar afkomst. Het paleis werd ontworpen door de Nederlandse architect Cornelis Ryckwaert (1652-1693) een vestingbouwkundige uit het gevolg van Johan Maurits van Nassau Siegen, de stadhouder van Kleef, die enige jaren in Brazilie verbleef en de eerste eigenaar en naamgever was van het Mauritshuis te Den Haag. Deze Cornelis Ryckwaert baseerde zijn ontwerp op Hollandse paleizen, zoals paleis ’t Loo in Apeldoorn en slot Zeist. Waarschijnlijk was hij een leerling van Pieter Post de architect van het Mauritshuis en Huis ten Bosch. De bouw liep door het plotselinge overlijden van de architect vertraging op en werd voortgezet door de Duitser Johann Tobias Schuchart. Hij voltooide het ontwerp van Ryckwaert en breidde het tussen 1698 en 1702 uit. Henriëtte woonde in Oranienbaum tot aan haar dood in 1708.
Het interieur
Enkele vertrekken waren aangekleed met kostbare behangsels, goudleerbehang en wandtapijten uit Nederland en gedecoreerd met schilderijen. Ook de meubels kwamen voor het merendeel uit Holland zo blijkt een inventarislijst uit 1708.
De begane grond van de rechter zijvleugel wordt bijna geheel ingenomen door de zogenaamde Teesaal met 17e eeuws Hollands goudleerbehang, dat nog grotendeels intact is.
De theezaal was ingericht als porseleinkabinet. De schoorsteen aan de voorste korte wand en een nis daartegenover zijn van consoles voorzien, waarop kostbaar porselein was opgesteld. Ook in de nis stond porselein. Daar stond tevens het pronkstuk van de collectie, een tafel waarvan het onderstel is samengesteld uit kommetjes en vaasjes, bijeengehouden door koperbeslag, waarvan het blad is ingelegd met Delftsblauwe tegels. De nis wekte de indruk van een soort porseleinen grot. Het meeste porselein is tijdens of vlak na de Tweede Wereldoorlog verdwenen. De tafel bevindt zich nu in slot Mosigkau.
De kelder onder het hoofdgebouw is zeer karakteristiek gedecoreerd met Hollandse blauwe en mangaankleurige tegels. De blauwe tegels hebben bijbelse afbeeldingen, de mangaankleurige tegels vormen vijf tableaus waarop de Romeinse goden Apollo, Mercurius, Mars, Luna en Venus bijna levensgroot zijn afgebeeld.
Bijlage:
Thermoluminescentiedateringsrapport van 19 februari 2007 waarin geconcludeerd wordt dat de beelden omstreeks 250 jaar oud zijn.
Literatuur:
Melzer, Reinhardt: “considérations pour les fonctions de l’espace à Schloss Oranienbaum”dans journal Oranienbaum 2007, p.114
Thomas White, Oranienbaum - Huis van Oranje. Les catalogues et les écrits de la Kultuurstiftung Dessau Wörlitz; deel 21, Dessau Deutscher Kunstverlag 2003.
Katharina Becher, Schloss Oranienbaum, Architectur und Kunstpolitik der Oranierinnen in der zweiten Hälfte des 17e Jahrhunderts, Studien zur Landesgeschichte bd.4, halle 2002.
Thomas Weiss, Sir William Chambers und der English-Chinesische Garten in Europa, Oranienbaum, luisium; Bd. 2,1997.
Site by Artimin