Een bureau plat met een gewelfde vorm van zowel poten en fries als van het blad. Een vorm die op fraaie wijze benadrukt wordt door vuurverguld bronzen beslag dat niet alleen de welvingen benadrukt, maar die ook beschermt.
Het bureau heeft drie laden in het fries aan de voorkant; de achterkant toont drie schijnladen. Deze laden zijn opgevat als velden in het fries dat omgeven is door brede banden van amaranthout. De laden zijn afgezet met een smalle band van rozenhout, rondom de fraai gespiegeld gefineerde rozenhouten velden. Ook de zijkanten tonen gespiegeld gefineerde rozenhouten velden binnen banden van amarant. Alle velden zijn recht van boven en gewelfd aan de onderkant waar zij de lijn van het fries volgen. De velden zijn gedecoreerd met marqueterie van bloemtakken die vanuit het midden, waar zij elkaar kruisen, uitwaaieren naar de zijkant.
Het vuurverguld bronzen beslag op dit bureau plat bestaat uit een zestal ladetrekkers met een fraaie asymmetrische vorm die is opgebouwd uit voluten omgeven door bloemtakjes. Op iedere lade bevindt zich ook een sleutelplaat. Tussen de laden en de schijnladen bevinden zich vuurverguld bronzen ornamenten om de lijn van de gewelfde velden te benadrukken, deze zijn opgebouwd uit bladvoluten en schuimranden. Het hoekbeslag bestaat uit voluten en acanthusblad dat, ter bescherming van de gewelfde poten, in een gevlochten band doorloopt tot aan de elegante sabots die gedeeltelijk opengewerkt zijn.
Het schrijfblad dat een licht gewelfde vorm heeft, wordt omgeven door een geprofileerde vuurverguld bronzen lijst met asymmetrisch hoekbeslag van voluten, blad en schuimrandjes.
Een bureau plat was bedoeld om midden in een kamer te zetten, zodat men er aan kon werken, maar ook, aan het bureau gezeten zijn gasten kon ontvangen, zaken kon doen en er beiden aan kon schrijven. Omdat het bureau midden in de kamer stond, moest het aan alle zijden fraai afgewerkt en gedecoreerd zijn. Dit in tegenstelling tot de bureaus die tegen de wand stonden en die aan de achterkant geen enkele vorm van afwerking behoefden.
Het bureau kan op stilistische gronden worden toegeschreven aan
Pierre Roussel (1723-1782).
Roussel werd ingeschreven in het Parijse meubelmakers gilde als Maître op 21 augustus 1745. Hij liet een grote en zeer diverse productie na die vrijwel alle stijlen van de 18e eeuw omvat. Van commodes in nog de wat zware Régence-vorm, via meubelen in Rocaille- of Rococostijl, tot meubels in Transition- en in Neoclassicistische stijl.
Niet alleen de fraaie florale marqueterie maar ook de zeer geraffineerde uitvoering van Roussels werk vallen op, evenals de uitgesproken welvingen van zijn meubels in Louis XV stijl (style Rocaille).
Zijn werk wordt gekenschetst door zeer fraaie florale marqueterie in lichte kleuren en zijn meubels waren, zowel tijdens zijn leven als ook heden ten dage nog, zeer gezocht.
In 1769 werd hij in de Almanach de Vray Mérite “l’un des premiers ébénistes” (een van de beste meubelmakers) van Parijs genoemd. Roussel kreeg meerdere opdrachten van de Prince de Condé voor meubels in het Palais-Bourbon en in het Château van Chantilly. Hij werkte bovendien vaak samen met zijn collega meubelmaker Pierre Migeon die regelmatig grote opdrachten kreeg van het Franse Hof.
Roussels meubels zijn te vinden in alle belangrijke Parijse musea: in het Musée des Arts décoratifs; Musée Carnavalet; Musée Jacquemard-André; Musée du Louvre en in het Petit Palais. Buiten Frankrijk bevinden zijn meubels zich onder andere in de collecties van het Britse Waddesdon Manor, en in Amerika in het Metropolitan Museum in New York, het Cleveland Museum of Art en in het Boston Museum of Fine Arts.
Literatuur:
Pierre Kjellberg, Le mobilier Français du XVIIIe siècle, Parijs 2008, p. 766-775
François Quéré, Les Roussel; une dynastie d'ébénistes au XVIIIe siècle, Dijon 2012
Site by Artimin