Aangeboden door Kollenburg Antiquairs BV
Een paar exceptionele en gedetailleerde Russische Empire kandelaars. Het gehele ontwerp getuigt van een uitzonderlijk artistieke vakmanschap. De kandelaars bestaan elk uit 32 losse onderdelen welke alle tot in perfecte finesse zijn afgewerkt en geciseleerd. De basis van de kandelaars is gevormd als een driehoek met afgeplatte punten, waarbij tegen de lange zijden halfronde gladde delen geplaatst zijn. Deze geven de kandelaars een ogenschijnlijk ronde voet. De bovenzijde van de basis is onderverdeeld in zes vlakken welke om en om zijn gedecoreerd met respectievelijk; spuitende fonteinen, en twee gespiegelde zwanen met elk een slang in de bek.
Centraal geplaatst is een rond basement waarop de driehoekige basis van de stam is geplaatst. Uit de drie lange concave zijden hiervan spuiten wandfonteinen waarvan het water wordt opgevangen in een schelpvormig bassin. Op dit blok liggen drie in elkaar verstrengelde Hippocampus-figuren. Ogenschijnlijk dragen zij gedrieën met hun vleugels de schacht, welke versierd is met een verbonden drietand en roeispanen. De schacht wordt bekroond door een drie-eenheid van Poseidon-bustes. Zij torsen een overstromende doopvontschelp die dient als bassin voor de daarboven geplaatste fontein, ofwel de kaarsenhouder.
Friedrich Bergenfeldt
De van oorsprong Duitse Bronzier Friedrich Bergenfeldt (1760-1822) maakte carrière in Sint Petersburg in het laatste decennium van de 18e eeuw. In de laatste jaren voor de eeuwwisseling was hij echter vermoedelijk actief in Parijs. Het is zeer wel mogelijk dat hij in deze jaren in contact is gekomen met de beroemde Parijse bronzier Claude Galle (1759-1815). Het werk dat hij maakte in de jaren na 1801, toen hij weer teruggekeerd was naar Sint Petersburg, vertoont namelijk onmiskenbare overeenkomsten met het werk van Claude Galle. De kwaliteit van zijn productie en afwerking stijgt ver uit boven het werk van de gemiddelde bronzier actief in Rusland in die tijd. Dit verklaart waarom hij zeer populair was aan het Russische keizerlijk hof en de hoogste aristocratie. Hoewel Bergenfeldt in de jaren vanaf 1801 zeer succesvol was, duurde deze werkzame periode relatief kort, en kwam zij reeds in 1807 tot een einde. De reden hiervoor is onbekend.
Behalve kandelaars, kroonluchters en siervazen leverde Bergenfeldt ook losse applicaties voor meubels. Een van zijn bekende afnemers was het atelier van de in die tijd zeer beroemde Heinrich Gambs (1764-1831) voor wie hij met regelmaat de rijke bronzen monteringen voor meubels maakte.
Heel typisch voor het werk van Bergenfeldt zijn de steeds terugkerende motieven relaterend aan water. Ook op dit paar kandelaars keren deze waterornamenten terug. Zo zijn er spuitende fonteinen, bustes van Poseidon, zijn attribuut de drietand, zijn zoon Pegasus, en fonteinen geflankeerd door zwanen. Deze decoraties zijn terug te voeren tot ontwerptekeningen van vazen en andere sierobjecten. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze tekeningen van de hand van Thomas de Thomon (1760-1813) zijn. De Zwitserse Thomas de Thomon was actief als ontwerper, schilder en graveur, maar is het meest bekend van zijn architecturale ontwerpen van gebouwen als het beursgebouw in Sint Petersburg en de daarvoor geplaatste Rostrale Kolommen op het Vasilievsky-eiland. Deze monumentale kolommen worden gesierd op hun basementen door vier allegorische figuren die de belangrijkste rivieren van Rusland representeren. De rivieren speelden een onmiskenbare grote rol bij de handel waaruit de rijkdom voort is gekomen. De steeds terugkerende motieven en symbolen van water kunnen daardoor geïnterpreteerd worden als tekenen van voorspoed, rijkdom en overdaad.
Deze versieringen hebben een nauwe verwantschap met de decoraties op een siervaas getekend F. Bergenfeldt St Petersburg 1802, en die gemaakt is voor graaf Stroganoff. Een ander bekend paar was tot het begin van de 20e eeuw in het bezit van graaf Bobrinsky in Sint Petersburg.
Baron de Baye
In de vroege twintigste eeuw waren deze kandelaars in het bezit van de baron de Baye. Om te begrijpen hoe een Franse Baron in het bezit van dit paar Russische kandelaars kon komen gaan we hier nader in op deze intrigerende persoon.
Amour-Auguste-Louis-Joseph Berthelot, baron de Baye, werd op 31 januari 1853 geboren in Parijs in een appartement aan de rue Boissy-d'Anglas en werd geboren als zoon van Auguste de Baye en de Britse Georgina Wilkinson. De aristocratische familie de Baye bezat een kasteel in de stad Baye, tussen Epernay en Sézanne (Marne). Joseph de Baye was huwde Marie-Béatrice de Baye, dochter van Baron Oppenheim, en werd vader van twee dochters.
Baron de Baye was al vroeg geïnteresseerd in archeologie, een interesse die hij ontdekte tijdens jachttochten met zijn vader. In 1873 kreeg hij zijn eerste opdracht van het Franse ministerie, namelijk het doen van archeologische opgravingen in de buurt van Baye. Dit was voor hem het begin van een lange reeks opgravingscampagnes in Frankrijk en in Europa, waarvan hij de resultaten in 1880 presenteerde in het tijdschrift L'Archéologie préhistorique. Hij organiseerde tentoonstellingen en verspreidde zijn theorieën in artikelen en brochures, geïllustreerd met zijn eigen tekeningen. Hij opende ook een gratis museum in een vleugel van zijn kasteel. Hoewel de toenmalige wetenschappelijke en academische gemeenschap aanvankelijk geïnteresseerd was in het onderzoek van de baron, trok men uiteindelijk zijn werkmethoden en zijn conclusies in twijfel.
In 1890 woonde Joseph de Baye het archeologische congres in Moskou bij. Vanaf 1892 vertrok hij jaarlijks, gegrepen door een passie voor Rusland en zijn inwoners, op archeologische, etnografische en historische missies naar steeds weer een andere regio van het Russische rijk. Hij doorkruiste met name de Kaukasus, de Wolga-regio en zelfs Siberië. Hij was geïnteresseerd in de geschiedenis en manier van leven van inheemse volkeren. Hij maakte aantekeningen, verzamelde objecten, documenten en maakte zelf foto's, waaronder veel portretten. Op die manier vereeuwigde hij een samenleving die gedoemd was te verdwijnen in het licht van kolonisatie en industriële ontwikkeling. Erkend door de wetenschappelijke gemeenschap van Rusland, werd hij lid van het Keizerlijk Historisch Museum in Moskou in 1897.
In mei 1896 woonde Baron de Baye de kroning van tsaar Nicolaas II bij. De baron maakte van de gelegenheid gebruik om tal van documenten en voorwerpen te verzamelen die voor de gelegenheid werden gemaakt en bestemde deze voor het museum en de bibliotheek van Reims.
Rond de eeuwwisseling werd hij opnieuw door het Franse ministerie op missie naar het Russische rijk gestuurd. Ditmaal moest hij aardewerk verzamelen. Na zijn terugkomst in Parijs gaf hij lezingen en publiceerde hij zijn kennis over archeologische en etnografische schatten in: Souvenirs d'une mission en Abkhazie, en Crimée, en Géorgie, en Lituanie, en Nouvelle Flussie, en Petite Russie.
De verzamelingen die hij in Rusland bijeengegaard had schonk hij aan het Musée Guimet. Het Musée de Sèvres kreeg een verzameling van meer dan 500 stukken volksaardewerk uit Rusland. Ook internationale musea profiteerden van zijn verzamelaarswoede. Zo kocht het British Museum diverse Russische archeologische schatten van de baron. Zijn Franse archeologische vondsten had hij al in 1905 overgedragen aan het museum in Epernay.
In juli 1914 vertrok hij naar Petrograd (nu Sint-Petersburg) om een bezoek van de Franse president Raymond Poincaré bij te wonen. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moest hij vervolgens in Rusland blijven. Hij was er nog toen de revolutie uitbrak in 1917. Zich bewust van belangrijke historische gebeurtenissen, verzamelde hij pamfletten, militaire bevelen en haalde hij zelfs posters van de muren om ze naar Frankrijk te sturen. Omdat hij echter veel contacten had met belangrijke hoogwaardigheidsbekleders van het Russische rijk, werd hij in deze periode tweemaal gevangengezet. Hij zou pas na tussenkomst van Natalia Sedova, de tweede vrouw van Lev Trotski, in 1920 worden vrijgelaten vanwege zijn zeer kwetsbare gezondheid. Bij terugkomst in Frankrijk vond hij zijn kasteel en museum geplunderd door Duitse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Na het overlijden van zijn echtgenote in 1928 besloot hij onder haar naam een groot deel van zijn kunstverzameling te laten veilen. Op 19 mei 1930 werden zodoende in Parijs zijn meubels, schilderijen, bronzen en porselein geveild. Naast deze twee kandelaars die daar onder lot 49 werden geveild werd ook de kroonluchter van Thomire, nu in het Musée Marmottan, verkocht. Joseph Berthelot stierf op 30 mei 1931 in Parijs, anoniem en geruïneerd.
Hoewel hij tegenwoordig zeer weinig bekend is in Frankrijk, was hij een belangrijke figuur in zijn tijd: hij werd in 1906 verkozen tot voorzitter van de Société des Antiquaires de France, hij was lid van de Nationale Commissie voor Historische Monumenten, erelid van de Académie van Reims en van een twintigtal Russische geleerde genootschappen. Ook heeft hij talrijke internationale ere-onderscheidingen ontvangen, met name die van het Grootkruis in de Orde van St. Stanislaus van Rusland en Commandeur in de Orde van St. Anne van Rusland, zijn in het licht van zijn Russische contacten van belang. In 1921 werd hij benoemd tot Chevalier de la Légion d'Honneur.
Russische Empire
Aan het eind van 18e eeuw en in het eerste kwart van de 19e eeuw was de Franse stijl uitermate populair en alom vertegenwoordigd in Europa. De afzetmarkt voor de typische vergulde Franse bronzen was dermate groot, dat bronziers uit Parijs werkplaatsen vestigden in belangrijke Europese steden zoals Berlijn, Warschau, Stockholm en München. Ondanks de grote voorliefde van de rijke Russische adel voor de Franse stijl, was het voor de Franse bronziers onmogelijk om in Rusland voet aan de grond te krijgen vanwege de restricties onder Paul I die dicteerden dat er geen Fransen in Rusland mochten werken. Hierdoor hadden de meeste bronziers in Rusland een Duitse of Zweedse achtergrond. Ondanks de afwezigheid van de bronziers in Rusland, was er wel degelijk een zeer grote vraag naar verguld brons uit Frankrijk. Door de hoge invoerrechten die golden voor de objecten uit Frankrijk, waren de prijzen tot enorme hoogten gestegen. Hierdoor ontstond een levendige smokkelmarkt waarbij bronzen objecten uit Frankrijk via de zwarte markt toch het land binnenkwamen.
Tsaar Alexander I, die in 1801 de troon besteeg, intensiveerde de controle op Franse smokkelwaar, terwijl de binnenlandse bronsateliers juist subsidies ter stimulans ontvingen. Hierdoor ontstond een heel aantal nieuwe ateliers waar de bronziers de financiële en artistieke ruimte kregen om zich te ontwikkelen. De meesten hiervan waren echter een kort leven beschoren. Dit had onder andere van doen met de manier waarop in de Russische ateliers gewerkt werd. Er werden namelijk nauwelijks ontwerptekeningen of schetsen gemaakt, waardoor er weinig lijn was voor de bronziers. Een belangrijke uitzondering hierop was A.N. Voronikhin (1759-1814), die was opgeleid in Frankrijk en daardoor zeer vertrouwd met de Franse stijl. Hij maakte vele ontwerptekeningen welke door hun duidelijke stijl houvast gaven aan de Russische bronziers en daarmee de basis vormden voor de zich ontwikkelende Russische Empire-stijl. Ook de Zwitserse bronzier Pierre Marie Louis Agis (1752-1828) was van grote invloed, ondanks zijn zeer korte carrière bij de State Stroganov Bronze Factury. Hoewel hij minder dan een jaar actief was bij de fabriek, kocht de staat bij zijn vertrek al zijn schetsen, mallen en vormstukken, waardoor men nog jaren kon teren op zijn artistieke invloed. Tot 1810 werd de fabriek gerund door A.F. Bestuzhev, een protegé van graaf Stroganoff. Hierna keerde Agis weer terug tot aan het faillissement van de fabriek in 1812.
Een derde succesvolle bronzier die van grote invloed was op de Russische Empire-stijl was de uit Duitsland afkomstige maar in Sint Petersburg werkzame Friedrich Bergenfeldt (1760-1822). Ook van hem is bekend dat hij zijn ontwerpen uittekende. Zeer vermoedelijk moet hij nauwe contacten hebben onderhouden met de Franse bronzier Claude Galle (1759-1815). Bergenfeldts ontwerpen en zijn kwalitatief hoogwaardige bronsgietsels getuigen hiervan en tonen onmiskenbaar de invloed van Claude Galle. Ook Thomas de Thomon (1760-1813), de in Frankrijk opgeleide architect die werkzaam was in Sint Petersburg, is van grote invloed geweest op het werk van Bergenfeldt.
Literatuur:
Jörg Ebeling & Ulrich Leben, Empire Style; The hotel de Beauharnais in Paris, 2016, p.96
Arcadi Gaydamak, Russian Empire, Moskou 2000, p.39-59
Igor Sychev, Russian Bronze, Moskou 2002, p.95-98
Site by Artimin