Aangeboden door Kollenburg Antiquairs BV
Rudolf Friedrich Maison (29 juli 1854 Steinweg - 12 februari 1904 München) was een Duitse beeldhouwer. Hij werd geboren als zoon van meester-timmerman Karl Friedrich en brouwersdochter Anna Ursula Reisinger, en begon zijn leertijd als timmerman, waarschijnlijk bij zijn vader. Vanaf 1877 studeerde hij architectuur aan de Polytechnische School in München, maar hij moest zijn studie om financiële redenen opgeven. Hierna voltooide hij zijn militaire dienst en verdiende de kost als privéleraar, tekenaar en modelbouwer voor de industrie. De kennis van de beeldhouwkunst verwierf hij zelfstandig. In 1879 opende hij in München een atelier voor decoratief werk, architectonische ontwerpen, modelbouw en portretten. Rudolf Maison waagde zich eerst aan het beroep van architect. Via het maken van architectonische modellen vond hij uiteindelijk zijn roeping als beeldhouwer.
In 1890 huurde hij een atelier aan de Theresienstraße 148 in München. In deze periode raakte hij bevriend met de tekenaar, schilder en beeldhouwer Franz von Stuck, de schilders Julius Adam en Karl Raupp en de schrijver Eugen Croissant. Nadat Maison op een tentoonstelling de aandacht trok van de kunstminnende koning Lodewijk II van Beieren en van hem de opdracht kreeg om een immense Pegasusfontein te maken voor zijn Nieuwe Paleis in Herrenchiemsee, kon Maison zelf zijn opdrachten kiezen. Onder andere zijn figurengroep uit 1891 met de titel Wehrkraft zu Lande und zu Wasser (Verdediging te land en te water), dat twee vechters met ontbloot bovenlijf toont, bewapend met zwaarden en harpoenen, siert nog steeds de zuidoostelijke toren van de Reichstag in Berlijn.
In 1892 was Maison een van de 96 oprichters van de Munich Secession, een vereniging van beeldende kunstenaars die zich afsplitste van de Munich Artist' Cooperative. In 1931 noemde de kunsthistoricus Alexander Heilmeyer uit München Maison een van de belangrijkste verantwoordelijken voor de teloorgang van het naturalisme, omdat: "...wanneer Maison een paard modelleerde, kon men geloven dat men naar een levend paard keek. Bij de uitvoering van zijn figuren streefde hij naar elk detail, elke rimpel, elke vouw in de huid, en in het geval van stoffen naar de precieze structuur van het weefsel; hij gaf alles zo natuurgetrouw mogelijk weer...".
Dit was geenszins bedoeld als lof. “Maison heeft ook moeite gedaan om de levensechte indruk met kleur te versterken.” Heilmeyer bekritiseerde Maison ook omdat hij niet aarzelde om stabiliteitsproblemen te compenseren met behulp van overspanningen en steigers.
Rudolf Maison trok zich weinig aan van het gebrek aan erkenning vanuit de kunstwereld. Hij was druk bezig en verraste op een dag zijn collega's op een tentoonstelling met het beeld ‘Neger auf einem Esel reitend’ (1893). Hij plaatste het tussen alle ceremoniële modellen van koningen en soldaten en trok daarmee de aandacht van het publiek. In 1893 nam hij deel aan de wereldtentoonstelling van Chicago en in 1900 aan de wereldtentoonstelling van Parijs. In 1894 ontving hij een kleine gouden medaille op de Grote Kunsttentoonstelling van Berlijn. Een aantal van zijn ontwerpen werd uitgevoerd door de Weense fabrikant Friedrich Goldscheider. In 1895 werd Maison erelid van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en later ook van de Kunstacademie van München en de Weense Kunstenaarsvereniging. Rudolf Maison stierf aan de gevolgen van een geperforeerde maagzweer. Hij werd begraven op het Westfriedhof in München. De weduwe van Maison liet ongeveer 40 modellen van zijn werk na aan de stad Regensburg. Ze zijn te bezichtigen in het Historisches Museum Regensburg.
Rond 1890 ontstond in het oeuvre van Maison een nieuw thema dat geheel paste binnen het toenmalige kolonialisme en imperialisme. De Europese grootmachten, waaronder ook het Duitse Keizerrijk onder keizer Wilhelm I en Otto van Bismarck, deelden Afrika in 1858 op in kolonies. Duitsland kreeg hierdoor Kameroen, Duits Zuid-West Afrika, Togo en Duits Oost-Afrika in handen. Hierdoor ontstond een hernieuwd exotisme, dat ook Rudolf Maison inspireerde tot het vinden van een nieuw thema binnen zijn werk. In deze relatief korte periode heeft hij verschillende sculpturen gemaakt met als thema de Afrikaanse mens.
Gezien vanuit het Duitse perspectief, dat werd gevormd door de Industriële Revolutie, leek de Afrikaanse mens een compleet ander leven te leiden. Zo stond de Afrikaan veel meer in contact met de natuur, en gebruikte hij zijn kracht en instinct om te overleven. Dit leidde tot een beeld van de Afrikaan als krachtige figuur, een soort oermens.
Een van de beelden die hij in deze in deze periode maakte, is het hier getoonde beeld van De Atleet. De staande Afrikaanse man refereert in zijn vorm aan het klassiek Griekse beeld van de Apoxyomenos, onder andere bekend van de Griekse beeldhouwer Lysippos (geboren ca. 390 BC), van een atleet die zijn armen schoonschraapt van zweet en stof met een strigil. Van deze voorstelling maakte Maison beelden in twee formaten, een van 40 en een van 77 cm.
In 1893 toonde hij het beeld op de Internationale Kunstausstellung des Vereins bildender Künstler Münchens Secession (nr. 808), en een jaar later toonde hij het op de Große Berliner Kunstausstellung (nr. 2020) en in 1897 op de Internationale Kunstausstellung Dresden (nr. 1134).
Rudolf Maison maakte enkele exemplaren van dit beeld, waarvan zich er enkele in openbare collecties bevinden. Zo heeft de Nationalgalerie in Berlijn een bronzen exemplaar van 77,5 cm, tevens gestempeld met het gietersmerk Brandstetter München. Ook het Bayerisches Nationalmuseum in München beschikt over een dergelijk exemplaar. De oeuvrecatalogus vermeld verder nog twee versies van dit beeld, één van 45 cm en één van 84 cm, welke beide geveild werden bij Helbing in 1913 te München, waar de nalatenschap van Rudolf Maison geveild werd. De iets grotere hoogte van deze beelden is te verklaren door de ronde voet van circa 6,5 cm waar het beeld op geplaatst is. Van beide beelden is de huidige verblijfplaats onbekend. Mogelijk is het hier beschreven beeld, wat geplaatst is op een ronde serpentijnstenen voet, hetzelfde beeld dat destijds geveild werd uit zijn nalatenschap.
Het beeld op serpentijnstenen voet, is geplaats op een hoge rechte ebbenhouten sokkel met overhoeks geplaatste hoeken, welke ingelegd is met een art nouveau motief in parelmoer.
Literatuur:
Karin Geiger en Sabine Tausch, Rudolf Maison (1854-1904); Regensburg – München – Berlin, 2016
Site by Artimin