Hollandse Renaissance vierdeurs kolommenkast

Een eiken vierdeurs kolommenkast met twee kleine deuren in de bovenkast en twee grotere deuren met dubbele centraal geplaatste panelen in de onderkast. De kast is opgebouwd uit drie segmenten, namelijk een onderkast met de lade en twee deuren, een bovenkast met twee kleinere deuren, en een losse kap. De kap heeft een ver overkragende geprofileerde lijst. Hieronder bevindt zich een hoog onverdeeld fries, gedecoreerd met een gesneden decor van rollende acanthusbladeren en vogels. Centraal in de kap vinden we binnen een gestileerd schild één van de goddelijke deugden, namelijk Liefde, in de vorm van een moeder met kinderen.

De zes panelen op de deuren tonen ons de overige zes van de zeven deugden, te weten; de overige twee goddelijke deugden Geloof en Hoop, en de kardinale deugden; Voorzichtigheid, Rechtvaardigheid, Gematigdheid, en Moed. Alle deugden zijn verbeeld als een staande vrouw met haar persoonlijke attributen, geplaatst binnen een gestileerd schild dat gedragen wordt door twee naar buiten gekeerde figuren. Tussen de panelen deugden op de grote deuren bevinden zich vlakken met ondiep snijwerk van rollende acanthusbladeren met rijp fruit.

De vormgeving van de kast lijkt geïnspireerd op de klassieke architectuur. Aan de voorzijde staan zes gecanneleerde kolommen, verdeeld over twee niveaus, met Dorische kapitelen, gezwarte ringen en postamenten met rijk snijwerk, waartussen zich de paneeldeuren bevinden. Beide lagen van de kast zijn geplaatst op een horizontaal met daarin een brede lade, waarop het decor van het fries herhaald worden. Anders dan het hoge fries zijn deze laden onderbroken door leeuwenkoppen. De centrale leeuwenkop draagt een messing ring in zijn bek, welke dient als ladetrekker.

Achter de deuren in de onderkast bevindt zich centraal geplaatst een legplank, ofwel de bank. De kast wordt gedragen door hoge gezwarte bolpoten.

Literatuur:
Loek van Aalst en Annigje Hofstede, Noords Nederlandse meubelen van renaissance tot vroege barok 1550-1670, 2011, p.94-107